|
||||||||
Het ging al een tijdje redelijk hard voor dit Gentse vijftal, maar de voorbije weken zie je hun naam werkelijk overal opduiken. Dat wil niet alleen zeggen dat ze wellicht een bekwame promomens onder de arm genomen hebben, maar ook dat de programmatoren van allerhande zalen en festivals waar jazz op het programma staat, oog hebben gehad voor het redelijk straffe palmares dat deze jongens kunnen voorleggen: Laureaat bij Theater aan Zee in 2016, winnaar van Jazztract bij Gent Jazz in 2017, laureaat bij STORM!-contest 2018…dat zijn referenties, die in het wereldje kunnen tellen en die ook een centje opbrengen, waarmee je er dan kunt beginnen over te denken een plaat op te nemen. Die is er nu een goeie maand en ik moet zeggen dat ze qua visitekaartje serieus kan tellen. Twee gitaren, altsax, bas en drums…dat is het instrumentarium waarvan Artan Buleshkaj, Roeland Celis, Rob Banken, Cyril Obermüller en Elias Devoldere zich bedienen om hun bijzonder originele mix van jazz, punk, rock, noise en impro naar je oren te sturen en dat doen ze op een indrukwekkend efficiënte manier. De muziek op deze plaat mag dan niet in enig vertrouwd patroon passen, alles wordt met een halsbrekende nauwkeurigheid op je afgevuurd en als je na een goeie veertig minuten de plaat helemaal uitgeluisterd hebt, dan hoor je een weliswaar weldadige stilte, die vooral aangeeft hoe indringend deze plaat wel is. Negen nummers, allemaal van eigen makelij, met leuke titels als “Duet” , “Impro”, “Prelude” of “Op Ieder Potje Past een Dekseltje”, titels die dus niks zeggen over wat erachter steekt, nemen je, of je nu tegenstribbelt of niet, mee naar een wereld waar de sax nu eens scheurt, dan gewoon klatert of fluistert, waar de gitaren getokkeld dan wel mismeesterd worden, waar de ritmesectie nu eens hyper-discreet en dan weer ultra-dominant is… Het is werkelijk een wondere wereld, die van H.A.S.T. Enkele van de jongens hebben een punk-verleden maar gingen dan echt muziek studeren, zo lijkt het tenminste, als ik opener “Blues” beluister; dat belet hen niet om ook intimistisch, ja zelfs sprookjesachtig voor de dag te komen in “Duet” of “Old Boy”, waar veel melancholie in zit. Als ik dat allemaal optel kom ik uit bij een veelheid aan stijlen, die een veelheid aan gevoelens en stemmingen uitdrukken. Tel daar het gevoel voor georganiseerde chaos en gewild verkromde harmonie bij én het onmiskenbare meesterschap van de jongens op hun instrumenten en je hebt meteen een verklaring voor het feit dat je ze tegenwoordig overal kunt gaan zien. Ik deed dat recent in Leuven en dat concert bleef simpelweg dagenlang onder m’n vel nagloeien. Dat gebeurt me niet zo gauw, maar àls het gebeurt, gebeurt het ook grondig. Deze heren gooien veel waardenschalen overhoop, maar ze maken er wel iets heel nieuws van. Dat Koen Gisen in de producersstoel zat, zal ook weinig kwaad gedaan hebben: die mens heeft namelijk een super goed uitgerust stel oren aan z’n hoofd staan en hij is dus mee verantwoordelijk voor een van de fraaiste debuten in tijden en een heuse aanwinst voor onze toch al boomende jazz-scene. Mis deze gasten niet, als ze bij u in de buurt passeren! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||